Nederlands Literatuur
Samenvatting Eldorado Basisboek
Hoofdstuk 1: Voorgeschiedenis (tot circa 1100)
- In de Germaanse cultuur werden verhalen mondeling overgeleverd * veranderingen!
- Oudnoorse literatuur kent 2 bel. boeken die Edda heten. Verzamelwerken op IJsland gemaakt in de 13e eeuw, inhoud is ouder. Proza-Edda = handleiding voor aankomende skalden (dichters). Poëzie-Edda = gedichten over Oudnoorse godenwereld.
- Germaanse literatuur geschreven in dichtvorm, veel alliteratie. Germaanse dichtsoorten waren o.a.: godsdienstige poëzie, heldenliederen, lofgedichten, liefdesgedichten en klaagzangen.
- Keltische literatuur is pas door de Romeinen voor het eerst vastgelegd. Bekend: Cuchulain: Ierse vrijheidsstrijder uit Ulster met bovennatuurlijke machten. Uit Angelsaksische wereld: Beowulf: mens met grote krachten die vocht tegen natuurmachten.
- Grieks-Romeinse literatuur heeft (nog steeds) veel invloed. Griekse literatuur begint met heldendichten Ilias en Odyssee (Homerus 800 vC.). Ilias: beschrijft Trojaanse oorlog, Odysseus was hierin de held. Odyssee: gaat over Odysseus op weg naar huis van oorlog, door Poseidon duurt dit tien jaar.
- De kloosters waren in de Middeleeuwen het middelpunt van beschaving, wetenschap, kunst en letterkunde. Hier werden allerlei bel. werken bewaard. Schrijven deed men in Latijn.
Hoofdstuk 2: De late Middeleeuwen (circa 1100 – 1500)
- Ook in de middeleeuwen is veel mondeling overgeleverd. Alleen wat flarden van schrift overgebleven.
- In ME alles handgeschreven: manuscripten. Met veel versieringen. Particulier bezit van boeken tot de 13e eeuw verboden.
- Boeken werden gezamenlijk beleefd: grote invloed. Vanaf de 12e eeuw werd schrijven/lezen belangrijk voor handel. Niet iedereen leerde het, dus er bleef veel geluisterd worden. Teksten werden in de stad voorgelezen. Sprooksprekers trokken langs hoven om teksten voor te dragen en te schrijven. Het schrijven werd gesponsord door mecenassen, hoge heren, geen burgers. Pas na 1450 kwam burgerlijke literatuur op.
- Idee voor boekdrukken is ontstaan rond 1400 in Noord-Europa. Blokboeken ontstonden. Later werd ook met losse letters gedrukt: incunabelen / wiegendrukken. Deze uitvinding betekende het begin van de Renaissance (***).
- Het plegen van plagiaat was in de ME erg normaal.
- Oudste verhaalvorm die in handschrift is overgeleverd zijn de ridderromans. Lange verhalen in volkstaal over adel, ridders die avonturen beleefden voor vorst of jonkvrouw. In rijm geschreven. Roman staat voor ‘geschreven in het Romaans’, dus de volkstaal. Het waren vooral vertalingen of navolgingen. De eerste heldenstammen stammen uit de 11e eeuw, verheerlijking van Karel de Grote. Er waren Karelromans (voorhoofse romans) en Arthurromans (hoofse romans). Hoofs = literatuur aan het hof geluisterd / gedragscode voor adel in 12e eeuw.
- Karelromans: uit Karolingse tijd, verhalen over moed en strijdlust van edele ridders. Voorbeeld & lering. Christenen en heidenen stonden elkaar naar het leven, veel vetes, leenmannen poogden gezag te ondermijnen. Edele vrouwen hadden een onbelangrijke rol, zelfs ruw behandeld. Karel de Grote stond centraal, in de loop der tijd steeds meer geïdealiseerd. Terugkerende verhaalgegevens: moed, lichaamskracht, recht van de sterkste. Hoogste deugd was trouw van leenman tegen leenheer. Alles ging om trouw en ontrouw.
- Arthurromans zijn veel romantischer. Geïdealiseerd beeld van 12e eeuwse hofleven. Ridder vecht wel, maar ook hulp voor zwakken, veel vrienden en vereert dames. Sprookjesachtige wereld. Koning Arthur is ideale vorst. Orde verstoord door gebeurtenis van buitenaf. Ridder gaat voor jonkvrouw op pad (queeste), vol beproevingen en gevaren in wereld van draken feeën en dwergen etc. Altijd succesvol beëindigd. Deze verhalen gaan terug op Keltische en Bretonse verhalen. Chretien de Troyes heeft in Noord Fr de eerste Arthurromans geschreven.
- Deze boeken werden herschreven in proza: volksboeken.
- Zuid-Franse hoofse poëzie heeft meeste invloed. Heeft zich snel uitgebreid. Troubadours ontplooiden zich in 1075 –1275. In allerlei literaire werken is invloed van troubadours merkbaar. Kenmerk hoofse poëzie: liefde die niet beantwoord wordt. Beleefdheid, voorkomendheid, goede manieren (tegen vrouwen) waren belangrijk.
- Toneel was mengeling van religieuze-, hoofse spelen en kluchten. Ontstaan uit Germaanse/Keltische voorgeschiedenis. Luchtige spelen werden door kerk verboden (slechte invloed). In vroege ME stimuleerde de kerk het toneel juist, zo ontstond het religieuze toneel * mirakel en mysteriespelen.
Hoofdstuk 3: De Renaissance (circa 1500 – 1700)
- Grieken en Romeinen werden het voorbeeld in de literatuur. Imitatio – aemulatio – creatio (nabootsen – verbeteren – zelf scheppen). Kennis van Griekse / Romeinse literatuur was statussymbool.
- Grote behoefte aan boeken. Toch veel analfabetisme. Er waren veel verboden (door de kerk) boeken. Veel kleine gedrukte teksten met grappen en seksuele wetenswaardigheden. Pamfletten werden verkocht. Veel goedkope boekjes.
- Proza raakte uit de mode. Er komen nieuwe helden: handelaren, ontdekkingsreizigers. Opgeschreven in reisverhalen. In Spanje kwam de schelmenroman tot bloei: hoofdpersoon leeft aan zelfkant van de samenleving, hij moet overleven door list en sluwheid.
- Inspiratiebron van veel poëzie was Italiaanse dichter Petrarca. Hij onderging invloed van ME liefdespoëzie van de troubadours maar ook maakte hij poëzie waarin liefde nieuw werd vormgegeven: beschrijving van schoonheid van de geliefde.
De schoonheid van de natuur werd vertegenwoordigd in het uiterlijk van de ideale vrouw. De sonnetvorm wordt gebruikt.
Petrarca’s gedichten zijn op muziekgezet in vorm van madrigalen (meerstemmige niet-godsdienstige liederen). Petrarkisme ontstond, dus ook anti-petrarkisme.
Typisch Renaissance zijn gelegenheidsgedichten en gedichten over godsdiensttwisten.
- ME: toneel was voor iedereen. In 17e eeuw schreven echte schrijvers alleen voor elite. Uitgevoerd in schouwburgen. Was bijna poëzie in toneelvorm. Soorten:
1) Tragedie (treurspel): tragische held gaat ten onder. Opgebouwd uit 5 bedrijven, hier tussenin koren / reien.
2) Komedie (blijspel): Kluchten uit ME. Impuls uit oudheid.
3) Tragikomedie: tragedie die goed afloopt.
Schouwburgen waren simpel. Stereotiepe decors en kostuums. Overdreven spel. Vrouwen gespeeld door mannen.
Hoofdstuk 4: De achttiende eeuw
- Literatuur was voor de hogere kringen. Voor het grote publiek: vlugschriften (pamfletten). Meer aandacht vrouwelijk leespubliek * opvoeding. Door Rousseau ontstonden jeugdboeken.
- Literatuur werd beheerst door letterkundige genootschappen. Doel: bevordering kennis letterkunde en schrijven literatuur, rijm & maat hierbij belangrijk * saai!
- Aanvankelijk klassiek geschreven volgens Renaissance. Geleidelijk meer verlichte literatuur * vlijt, deugdzaamheid, vaderlandsliefde, gezagsgetrouwheid centraal. Kunst moest leerzaam zijn en betrekking hebben op werkelijkheid (realisme).
- Bij proza veel Engelse invloed. Verhaal opnieuw geïntroduceerd. Om middenklasse te bereiken ontstonden pop.wetenschappelijke tijdschriften, spectatoriale tijdschriften.
- Gaandeweg ontstond genre van roman. Veel in briefvorm. Ook avonturenromans. Meer aandacht voor intieme gevoelens van personages. In Engeland ontstond Gothic novel.
- Poëzie was glad en eenvormig door strakke regels. Veel moralisme.
- 2e helft 17e eeuw: toneel werd barokke spektakelstukken. Reactie: Franse classicisme. Was veel saaier. Komedies waren veel beter. Toneel verloor veel terrein aan roman.
Hoofdstuk 5: De negentiende eeuw
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
1 seconde geleden